Ontdek hoe ISO, diafragma en sluitertijd samen je belichting, scherptediepte en beweging sturen – en hoe je met stops (EV) bewust de look van je foto bepaalt. Met duidelijke vuistregels en praktische tabellen kies je moeiteloos equivalente instellingen voor elke lichtsituatie, van portret tot sport, van zon tot nacht. Plus slimme workflows met Av/Tv/M en Auto ISO, en tips om ruis, bewegingsonscherpte en clipping te voorkomen.

ISO, diafragma en sluitertijd: de basis
ISO, diafragma en sluitertijd vormen samen de belichtingsdriehoek: drie instellingen die bepalen hoeveel licht je sensor krijgt en hoe je foto eruitziet. ISO is de lichtgevoeligheid van je sensor: een lage ISO (100-200) levert schone beelden met weinig ruis op, een hogere ISO (800, 1600 of meer) maakt je foto lichter maar voegt ruis toe. Het diafragma is de opening in je lens, uitgedrukt in f-getallen; een klein f-getal (f/1.8) laat veel licht binnen en geeft een kleine scherptediepte met een zachte, onscherpe achtergrond, terwijl een groter f-getal (f/8-f/16) minder licht doorlaat en meer van de scène scherp maakt. Sluitertijd is hoe lang de sensor belicht wordt: een korte tijd (1/1000) bevriest beweging, een langere tijd (1/30) laat beweging zien en vergroot de kans op bewegingsonscherpte.
Elke instelling werkt in stops (EV): één stop omhoog verdubbelt het licht, één stop omlaag halveert het, en je kunt die stops wisselen om dezelfde belichting te houden. Kies je bijvoorbeeld binnen voor f/2.8 en 1/125, dan kun je met ISO 1600 vaak ruis en scherpte in balans houden; in zonlicht kom je met ISO 100, f/8 en 1/250 vaak goed uit. Door iso diafragma sluitertijd bewust te combineren stuur je niet alleen de helderheid, maar ook ruis, scherptediepte en beweging precies zoals jij wilt.
Wat het is en wat het doet (belichting, ruis, scherptediepte, beweging)
ISO, diafragma en sluitertijd bepalen samen hoe je foto wordt belicht én hoe hij eruitziet. ISO is de gevoeligheid van je sensor: door de ISO te verhogen maak je de foto lichter, maar je introduceert ook meer ruis. Het diafragma is de lensopening; een laag f-getal (zoals f/1.8) laat veel licht binnen en geeft een kleine scherptediepte met een onscherpe achtergrond, terwijl een hoger f-getal (zoals f/8) meer van het beeld scherp maakt.
Sluitertijd is hoe lang licht op de sensor valt; een korte tijd (bijv. 1/1000) bevriest beweging, een langere tijd (bijv. 1/30) laat beweging zien en vergroot de kans op onscherpte. Door deze drie in stops te balanceren kies je niet alleen de juiste belichting, maar stuur je ook ruis, scherptediepte en beweging precies zoals je wilt.
De belichtingsdriehoek en stops (EV) in één oogopslag
De belichtingsdriehoek verbindt ISO, diafragma en sluitertijd: verander je één hoek, dan compenseer je met een andere om dezelfde belichting te houden. Stops (EV) zijn de munt waarmee je rekent: één stop erbij verdubbelt het licht, één stop eraf halveert het. Voorbeelden: ISO 100 naar 200 is +1 stop; 1/125 s naar 1/250 s is -1 stop; f/4 naar f/5.6 is -1 stop.
Combineer je 1 stop minder licht door het diafragma te knijpen met 1 stop langere sluitertijd, dan blijft de belichting gelijk maar verandert de look: meer scherptediepte en meer kans op bewegingsonscherpte. Zo bouw je equivalenten, zoals ISO 100, f/4, 1/250 en ISO 200, f/5.6, 1/250 of ISO 100, f/2.8, 1/500, afhankelijk van je creatieve doel.
[TIP] Tip: Zet ISO laag; kies diafragma; corrigeer belichting met sluitertijd.

Zo stem je ISO, diafragma en sluitertijd op elkaar af
Begin met je creatieve doel: wil je een zachte achtergrond voor een portret, kies dan eerst een groot diafragma (bijv. f/1.8-f/2.8); wil je actie bevriezen, start met een korte sluitertijd (bijv. 1/1000). Zet daarna je ISO zo laag mogelijk voor schone beelden en verhoog alleen als je sluitertijd of diafragma dat vraagt. Denk in stops: als je één stop licht verliest door het diafragma te knijpen (f/4 naar f/5.6), compenseer je met een stop langere sluitertijd of een stop hogere ISO. Gebruik Av/A (diafragmavoorkeuze) als scherptediepte leidend is, Tv/S (sluitertijdvoorkeuze) voor beweging, of M met Auto ISO voor maximale controle plus snelheid.
Houd rekening met de brandpuntsafstand en onderwerpbeweging: hanteer minimaal 1/brandpuntsafstand als vuistregel uit de hand, en schakel beeldstabilisatie of een statief in bij langere tijden. Check je histogram en pas belichtingscompensatie toe om clipping te voorkomen. In de praktijk betekent het vaak: binnen licht je ISO op, buiten in zon kun je laag blijven; je wisselt zo tussen equivalente combinaties zonder je creatieve intentie los te laten.
Creatieve keuzes: achtergrond onscherp of beweging bevriezen
Wil je de aandacht op je onderwerp, ga dan voor een onscherpe achtergrond met een groot diafragma (bijv. f/1.8-f/2.8), kom dichterbij en creëer afstand tussen onderwerp en achtergrond; een langere brandpuntsafstand versterkt het effect. Voor actie bevriezen kies je juist een korte sluitertijd, zoals 1/500 tot 1/2000, afhankelijk van hoe snel iets beweegt.
Omdat je dan minder licht vangt, open je het diafragma of verhoog je de ISO om de belichting op peil te houden. Let op de balans: een hogere ISO geeft meer ruis, een groter diafragma verkleint de scherptediepte. Werk je creatief doel uit door steeds één parameter leidend te maken en de andere twee mee te laten bewegen.
Equivalenties en wisseltrucs met korte rekenvoorbeelden
Equivalentie betekent dat je dezelfde belichting behoudt terwijl je de look aanpast door stops te wisselen tussen ISO, diafragma en sluitertijd. Start je bijvoorbeeld op ISO 100, f/4, 1/250 s, dan kun je voor meer scherptediepte van f/4 naar f/5.6 (-1 stop) gaan en compenseren met 1/125 s (+1 stop) of ISO 200 (+1 stop). Wil je beweging sterker bevriezen, ga van 1/250 s naar 1/1000 s (-2 stops) en maak het goed met f/2 (van f/4, +2 stops) of met ISO 400 (+2 stops), of een mix zoals f/2.
8 (+1) én ISO 200 (+1). Voor een portret van f/2.8 naar f/8 (-3 stops) compenseer je met 1/30 s (+3) of ISO 800 (+3). Zo bouw je snel passende combinaties.
Veelgemaakte fouten en snelle fixes
Een veelgemaakte fout is bewegingsonscherpte door een te lange sluitertijd; fix dit door je sluitertijd te verkorten en te compenseren met een stop hogere ISO of een groter diafragma, en hanteer als vuistregel minimaal 1/brandpuntsafstand uit de hand. Te veel ruis komt vaak door onnodig hoge ISO; open je diafragma of gebruik een statief zodat je de ISO weer kunt verlagen. Over- of onderbelichting ontstaat door lastige lichtmetingen; check je histogram of highlight-waarschuwing en stuur bij met belichtingscompensatie van ±1 EV.
Vergeet niet beeldstabilisatie aan te zetten bij statische onderwerpen en uit te zetten op statief. Nog een klassieker: te weinig scherptediepte bij groepsfoto’s; knijp één tot twee stops (bijv. naar f/5.6-f/8) en verhoog zo nodig ISO om je sluitertijd veilig te houden.
[TIP] Tip: Houd ISO laag, kies diafragma voor effect, sluitertijd corrigeert belichting.

Handige referentie: diafragma-sluitertijd-ISO tabel
Deze snelle referentie laat zien hoe je ISO, diafragma en sluitertijd combineert per lichtsituatie/onderwerp, zodat je snel een juiste startinstelling kiest en daarna met stops (EV) kunt bijsturen.
| Scenario | Diafragma (f/) | Sluitertijd | ISO |
|---|---|---|---|
| Binnen (kunstlicht, algemeen) | 1.8-2.8 | 1/60-1/125 s | 800-1600 |
| Buiten bewolkt (portret/algemeen) | 2.8-5.6 | 1/125-1/250 s | 200-400 |
| Buiten zonnig (landschap – Sunny 16) | 8-11 (of 16) | 1/200-1/400 s (bij f/8-11, ISO 100) | 100 |
| Sport buiten (actie bevriezen) | 2.8-4 | 1/1000-1/2000 s | 200-800 |
| Nacht/avond stad (statief, geen beweging) | 8-11 | 5-30 s | 100-200 |
Gebruik dit als startpunt en onthoud: voor dezelfde belichting kun je per stop ruilen (bijv. 1 stop smaller diafragma = 2× langere sluitertijd of 2× hogere ISO); kies sluitertijd voor beweging en diafragma voor scherptediepte, en pas ISO aan om het geheel in balans te houden.
Een diafragma-sluitertijd-ISO tabel is je snelle spiekbrief om in elke situatie meteen een werkbare combinatie te kiezen. Zo’n sluitertijd iso tabel zet f-stops in de ene richting en sluitertijden in de andere; elke stap is één stop verschil en diagonalen geven equivalente belichtingen. ISO is de derde as: verhoog je ISO één stop, dan kun je ofwel je sluitertijd halveren (sneller) of je diafragma één stop dichtdraaien en toch dezelfde helderheid houden. In volle zon start je vaak rond ISO 100, f/8, 1/250; bij bewolkt weer schuif je één à twee stops op; binnen bij kunstlicht kom je uit op bijvoorbeeld ISO 1600, f/2.
8, 1/125; in schemer of nacht ga je richting hogere ISO, groter diafragma of een statief. Gebruik de diafragma sluitertijd iso tabel als referentie, maar kies altijd eerst je creatieve prioriteit (scherptediepte of beweging) en beweeg daarna langs de rij of kolom om te compenseren. Check je histogram en pas zo nodig een stopje aan om de tabel aan je camera en scène te laten kloppen.
Sluitertijd-ISO tabel per lichtsituatie (binnen, bewolkt, zon, nacht)
Een sluitertijd-ISO tabel helpt je snel kiezen welke instelling past bij het licht. In volle zon start je vaak rond ISO 100, f/8 en 1/250 s; bij bewolkt weer schuif je ongeveer één tot twee stops: open naar f/5.6 of f/4 en/of verdubbel je ISO naar 200-400 om je sluitertijd veilig te houden. Binnen bij kunstlicht kom je meestal uit op ISO 800-3200 met f/2.
8 en 1/60-1/125 s, afhankelijk van onderwerpbeweging. In de nacht kies je óf een statief met ISO 100-400, f/5.6-f/8 en secondenlange sluitertijden, óf uit de hand hogere ISO (3200-6400) met een lichtsterke lens (f/1.8-f/2) en 1/60 s of sneller. Pak de tabel als startpunt, bepaal je creatieve prioriteit en compenseer in stops waar nodig.
Richtwaarden per onderwerp (portret, sport, landschap, macro)
Voor portretten werk je vaak met een groot diafragma voor achtergrondonscherpte, denk aan f/1.8-f/2.8, een sluitertijd rond 1/125-1/250 om kleine bewegingen te vangen en ISO 100-400 buiten of 800-1600 binnen. Voor sport draait alles om snelheid: mik op 1/1000-1/2000, combineer met f/2.8-f/4 voor genoeg licht en verhoog ISO naar 400-3200 afhankelijk van het stadion of de zaal.
Landschappen vragen scherpte van voor tot achter, kies f/8-f/11, hou ISO op 100 en gebruik een statief als de sluitertijd onder 1/60 zakt. Bij macro heb je meer scherptediepte nodig, start op f/8-f/16, gebruik 1/200 met flits of stabilisatie en stel ISO zo laag mogelijk in. Zie dit als vertrekpunt en pas in stops aan op licht, onderwerp en je creatieve doel.
Zo lees je en pas je tabellen aan je camera
Een diafragma-sluitertijd-ISO tabel lees je als een kaart vol equivalente combinaties: elke stap is één stop en diagonalen houden dezelfde belichting. Pas de tabel aan je camera door uit te gaan van je werkelijke mogelijkheden, zoals je basis-ISO, de maximale lensopening en of je in hele, halve of derde stops werkt. Kun je f/1.8 niet halen met je lens, verschuif dan één of twee stops naar f/2.
8 of f/3.5 en compenseer met ISO of sluitertijd. Stel minimale sluitertijden in op basis van je brandpuntsafstand of onderwerp, en gebruik Auto ISO met grenzen die passen bij jouw ruisniveau. Check na elk shot het histogram of highlight-waarschuwingen en finetune een stopje zodat iso diafragma sluitertijd optimaal samenwerken op jouw body en lens.
[TIP] Tip: Verdubbel ISO of sluitertijd als je diafragma één stop sluit.

Slim werken in de praktijk
Slim werken is prioriteren en snel bijsturen. Zet ISO, diafragma en sluitertijd doelgericht in, afgestemd op je onderwerp en de lichtsituatie.
- Kies per situatie de leidende parameter: bij portret het diafragma voor sfeer, bij actie de sluitertijd voor scherpte; laat ISO meebewegen. Gebruik Av voor scherptediepte, Tv voor beweging, of M met Auto ISO; stel ISO-limieten en een minimale sluitertijd in op basis van brandpuntsafstand en onderwerp. Corrigeer waar nodig met belichtingscompensatie.
- Begin met een testshot, check histogram en zebras/hooglichtwaarschuwingen, en stuur bij in stappen van 1/3 stop via belichtingscompensatie of door één van de drie parameters te wijzigen. Bij fel contrast liever iets onderbelichten om hooglichten te behouden.
- Zorg voor stabiliteit en een vlotte workflow: gebruik beeldstabilisatie bij statische scènes en schakel over op een statief als de sluitertijd te lang wordt, zodat je ISO omlaag kan. Bewaar vaste combinaties in custom-modi (bijv. C1 portret/Av, C2 sport/Tv, C3 nacht/M+Auto ISO) voor snelle, consistente resultaten.
Met deze aanpak werk je snel en gecontroleerd op locatie. Je behoudt creatieve intentie én technische kwaliteit, ook onder tijdsdruk.
Auto ISO, M/AV/TV en belichtingscompensatie
Met Auto ISO laat je de camera de gevoeligheid kiezen zodat je zelf diafragma en/of sluitertijd kunt prioriteren. In Av bepaal je de scherptediepte, kiest de camera een bijpassende sluitertijd en stuur je de helderheid met belichtingscompensatie; stel eventueel een minimale sluitertijd in zodat je geen bewegingsonscherpte krijgt. In Tv zet je de sluitertijd vast voor actie of panning, kiest de camera het diafragma en vangt Auto ISO wisselend licht op; let erop dat je lens niet “tegen het plafond” zit bij weinig licht.
In M kies je zowel diafragma als sluitertijd en laat je Auto ISO de belichting raken; veel camera’s ondersteunen dan nog steeds belichtingscompensatie om de meter bewust te verschuiven. Zo houd je controle én snelheid zonder je creatieve keuze los te laten.
Meten, histogram en zebras: snel checken en bijstellen
Meten begint met de juiste meetmethode: gebruik meestal evaluatieve/matrixmeting voor evenwichtige scènes en schakel naar spotmeting op je onderwerp bij tegenlicht of sterke contrasten, en vergrendel zo nodig je belichting. Lees je histogram als snelrapport: links zijn schaduwen, rechts zijn hooglichten; een bult tegen de rechterrand betekent risico op uitgebleekte details. Werk je in RAW, dan mag je vaak iets verder “rechts belichten” zolang er geen clipping is, wat ruis minimaliseert.
Zebras laten live zien waar je uitbijt; zet ze rond 95-100% en draai 1/3-2/3 stop terug tot de strepen net verdwijnen. Bijstellen doe je razendsnel met belichtingscompensatie of door sluitertijd te verkorten, het diafragma te knijpen of de ISO te verlagen, en andersom bij onderbelichting. Zo houd je detail én controle zonder tempo te verliezen.
Workflow op locatie: van testshot naar consistente resultaten
Op locatie start je met een testshot om belichting en look te checken. Bepaal je creatieve prioriteit (scherptediepte of beweging) en kies Av/Tv of M met Auto ISO. Zet een baseline: ISO zo laag mogelijk, het diafragma of de sluitertijd leidend. Maak je testshot, lees histogram of zebras en stuur in stops bij: klippen de hooglichten, verkort dan de sluitertijd of knijp het diafragma; lopen schaduwen dicht, verhoog ISO of verleng de sluitertijd.
Vergrendel je belichting met AE-L of stap over naar M voor constante resultaten als het licht stabiel is; bij wisselend licht laat je Auto ISO binnen grenzen werken en corrigeer je met belichtingscompensatie. Stel een minimale sluitertijd in op basis van je brandpuntsafstand, controleer tussendoor of het licht verandert en bewaar een custom-modus voor je bewezen combinatie.
Veelgestelde vragen over iso diafragma sluitertijd
Wat is het belangrijkste om te weten over iso diafragma sluitertijd?
ISO bepaalt lichtgevoeligheid en ruis, diafragma regelt scherptediepte en licht, sluitertijd beheerst beweging en licht. Samen vormen ze de belichtingsdriehoek; elk stopje (EV) compenseert een ander, om dezelfde helderheid te behouden.
Hoe begin je het beste met iso diafragma sluitertijd?
Begin met Av voor scherptediepte of Tv voor beweging; zet Auto ISO aan met een minimale sluitertijd. Maak een testshot, check histogram/zebra’s, stel belichtingscompensatie bij, en noteer equivalente instellingen voor verschillende lichtsituaties.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij iso diafragma sluitertijd?
Te lage sluitertijd geeft bewegingsonscherpte; te open diafragma levert zachte hoeken; te hoge ISO veroorzaakt ruis. Vergeten stabilisatie uit te zetten op statief, histogram negeren, en misvattingen over stops/ equivalenties leiden tot inconsistente resultaten.